Met een twinkeling in onze ogen
 
zijn we naar de kringloop getogen.
Mijn man en ik, soms een beetje gek
 
zijn in onze nopjes op deze plek.
Ik ga gelijk door naar de kledingrekken
 
en zie hem naar de boeken strekken.
 
Met twee broeken en een rok
 
verdwijn ik in het bekende hok
 
om even later voor de spiegel te kijken
 
hoe me deze creatie zal lijken.
Oeps, toch iets doen aan mijn gewicht, 
de bovenste knoop wil niet meer dicht.
Met broek nummer twee 
heb ik meer succes,
‘k kan zo bij de Oranjes
 op het bordes
en dat voor maar drie euro vijftig zeg,
het is nog als nieuw met velours beleg.
Mijn dag kan al niet meer stuk,
heeft manlief ook zoveel geluk?
Hij staat te kletsen 
met een kenner van kunst,
een landschapje valt 
bij hem in de gunst.
Hij luistert aandachtig 
en wijst naar de muur,
scheef ingelijst zie ik 
en hij is zo secuur.
Daar staat een piano, 
die lijkt me niet slecht,
het fineer is kapot 
en dat zie je toch echt.
Maar kijk toch eens daar, 
een prachtige bank,
de bekleding nog gaaf, 
de pootjes rank,
 
dat is iets voor Fleur, 
die is dol op die kleur.
 
Ik bel haar gelijk even 
buiten de deur.
 
Als we het aardewerk 
hebben bekeken
 
en de sjaaltjes zijn ontweken
valt mijn oog op een kandelaar,
 
hij is wel wat groot 
en een beetje zwaar.
Met het gevaarte op de fiets
verkneuteren we ons, 
we hebben weer iets.
Glunderend kijken we elkaar aan,
wat heerlijk dat deze winkels bestaan!
Coby Poelman - Duisterwinkel
Uit "Granaatjes met een gouden slot"